Jupiters wilde jeugd
Rond 4,5 miljard jaar geleden was Jupiter een reus – bijna twee keer zo groot als nu. Destijds had de jonge planeet een volume wat meer dan 2.000 aardes bedroeg, vergeleken met het huidige volume van ongeveer 1.320 aardes. Dit grote verschil laat zien hoe de planeet in de loop der tijd flink is veranderd.
Ook het magnetisch veld van die jonge Jupiter was indrukwekkend. Het was namelijk zo’n 50 keer sterker dan op dit moment, wat neerkomt op ongeveer 21 millitesla. Zo’n sterk veld speelde een belangrijke rol bij het verplaatsen van geladen deeltjes in het jonge zonnestelsel.
Zo werd het onderzocht en wat bleek er
De onderzoekers richtten zich op de licht hellende banen van Jupiters kleine manen, Amalthea en Thebe. Deze manen draaien dichter bij Jupiter dan Io en dragen sporen mee van de vroege zwaartekrachtsinvloed van de planeet. Door hun baanbeweging goed te bestuderen, konden de onderzoekers de gebruikelijke onzekerheden rondom modellen van planeetvorming omzeilen.
Mensen als Konstantin Batygin en Fred C. Adams hebben met hun onderzoek allerlei details toegevoegd aan de bestaande theorieën over de vorming van gasreuzen via kernaccretie. Hun aanpak levert nieuwe kijkpunten op over hoe zulke massieve planeten zich ontwikkelen en veranderen.
Jupiters stempel op de protosolaire nevel
In dezelfde periode begon ook de protosolaire nevel – een gas- en stofwolk rond de jonge zon – zich te verspreiden. Dit gebeurde zo’n 3,8 miljoen jaar na de vorming van de eerste vaste stoffen, een tijdvak dat een sleutelrol speelde in het ontstaan van het huidige planetenstelsel.
Jupiter wordt vaak de “architect” van ons zonnestelsel genoemd, omdat het de banen van andere planeten heeft vormgegeven en hielp bij het verspreiden van gas- en stofschijven. Zijn enorme zwaartekracht speelde hierbij een bepalende rol.
Wat dit betekent voor toekomstig onderzoek
Dit onderzoek biedt niet alleen meer inzicht in Jupiters verleden, maar vormt ook een waardevolle basis voor wetenschappers die verder willen snappen hoe ons zonnestelsel zich heeft ontwikkeld. Door die vroege periodes nauwkeurig onder de loep te nemen, kunnen zij beter reconstrueren hoe onze kosmische buurt tot stand is gekomen en hoe de aarde hierin past.
Met deze nieuwe bevindingen worden we ook gestimuleerd om na te denken over hoe dit soort studies niet alleen ons begrip vergroten, maar ook inspiratie bieden voor toekomstig onderzoek naar andere sterrenstelsels en hun planetensystemen.