Concurrentie en hogere temperaturen
Onderzoekers van de Rice University hebben een boeiend, maar toch verontrustend fenomeen ontdekt dat invloed heeft op de overlevingskansen van soorten. Hun onderzoek, dat verscheen in het tijdschrift Ecology, laat zien dat veel populaties al flink kunnen dalen, lang voordat de soorten hun warmtegrenzen bereiken. De reden? Toenemende concurrentie om middelen. Naarmate de temperaturen hoger worden, knijpt de concurrentie tussen leden van dezelfde soort behoorlijk aan.
Zo is bijvoorbeeld bij Daphnia pulex, een belangrijk zoöplankton voor zoetwaternetwerken en de waterkwaliteit, ontdekt dat elke temperatuurstijging van 7 °C de concurrentie-effecten verdubbelt. Dit resulteert in een scherpe daling van de populatie met maar liefst 50%. Deze resultaten dagen oude opvattingen uit over hoe koudbloedige organismen reageren op warmere omstandigheden.
Populatie-instorting voor de verwachte grenzen
Wat ook opvalt, is dat populaties al instorten bij lagere temperatuurstijgingen dan we eerder dachten. Zelfs soorten die bekendstaan als goed bestand tegen warmte blijken kwetsbaar. Zoey Neale, de onderzoeker achter de studie, verwoordt het als volgt: “Dit mechanisme kan ervoor zorgen dat we veel soorten verliezen die we voorheen als veilig beschouwden.” Tot nu toe ging men ervan uit dat soorten pas in gevaar kwamen bij temperaturen tussen de 40 en 50 °C. Maar dit nieuwe onderzoek laat zien dat de dalingen al van start gaan, nog lang voordat die fysiologische grenzen bereikt zijn.
Wanneer de hitte het evenwicht verstoort
Eerder dacht men dat warmere temperaturen ectotherme (koudbloedige) populaties juist zouden stimuleren door de individuele groei te bevorderen. Het blijkt echter dat stijgende temperaturen juist zorgen voor felle concurrentie, nog voordat fysieke stress een rol gaat spelen. Het onderzoeksteam ontdekte dat deze toegenomen competitie de populaties van binnenuit al verstoort, en dat in combinatie met hogere temperaturen een perfecte storm ontstaat voor plotselinge dalingen.
Dit mechanisme zorgt er onzichtbaar voor dat het verlies aan biodiversiteit versnelt, waardoor we in de toekomst nog meer naar andere factoren moeten kijken dan alleen de temperatuurgrenzen van soorten.
Wat betekent dit voor het behoud van biodiversiteit?
De nieuwe inzichten dwingen ons om onze beschermingsstrategieën een flinke update te geven. Waar we vroeger vooral focusten op soorten die hun warmtegrenzen bijna bereiken, wijzen de resultaten erop dat we al veel eerder in moeten grijpen om te voorkomen dat de toenemende concurrentie leidt tot een plotselinge instorting van populaties.
Wetenschappers moeten nu alert zijn op vroege signalen, zoals een felle toename van concurrentie binnen een soort. Het nauwkeurig volgen van het gebruik van hulpbronnen en de dynamiek van populaties kan ons waardevolle aanwijzingen geven voor aankomende instortingen. Om deze dreiging goed te tackelen, is het van belang om naar het volledige ecosysteem te kijken en rekening te houden met zowel toenemende temperaturen, de beschikbaarheid van middelen als de druk van concurrentie.
De boodschap is helder: we moeten onze aanpak herzien als we willen dat toekomstige generaties net zo kunnen genieten van de rijke biodiversiteit die we vandaag nog kennen.